Op
22 Juli 1972 werd op Radio Noordzee Internationaal Top 50 nummer 70 uitgezonden, gepresenteerd door Ferry Maat. In de LosGoud
uitzendingen van 23, 26, 30 Juli en 2 Augustus 2007 kon je deze hele Top 50 nog een keer
terughoren, gepresenteerd door Ben Meijering. Door die programma’s zat
informatie over de groepen en artiesten, evenals lokaal nieuws verwerkt
En
hier vind je nog wat advertenties uit Juli 1972
De
uitzendingen van 23 en 30 Juli waren van 20:00 – 21:00 en die van 26 Juli en 2
Augustus van 18:00 – 19:00. LOS Radio zond uit op de 107.5 MHz via de ether
en 102.4 MHz via de kabel.
Zo zag de Top 50 er toen uit, links de voorkant,
rechts de achterkant.
|
|
Hieronder kun je foto’s en artikelen vinden uit
de Muziek Expres-sen, Muziek Parades en Poptelescopen die rond de zomer van
1972 uitkwamen.
De voorpagina
van de Poptelescoop van 20 Juli 1972
Bobby Vinton
stijgt deze week van 17 naar 13 met Sealed with a kiss
De
Cats : Een plaat is voor ons een hit,als-ie 1 of 2 wordt!
Het is
donderdagmiddag. We hebben met Cats manager Jan Buis afgesproken om in de
namiddag naar de Bovema studio's in Heemstede te komen om daar met de groep een
praatje te maken en een aantal fotoos van de Cats te maken. Tegen vieren
betreden we het studiokomplex, waar we als enige Cat Cees Veerman aantreffen.
Hij vraagt ons mee te gaan naar Studio 1, waar de groep de rest van de dag en
een groot gedeelte van de nacht door zal brengen. Er wordt gewerkt aan de
nieuwe elpee. Die middag hoorden we in de studio een country-achtig nummer dat
op de nieuwe elpee zal
komen te staan. Het
is een compositie van Cees Veerman en volgt duidelijk de huidige trend. Cees
steekt zijn verering voor mensen als Neil Young niet onder stoelen of banken.
Hij zegt: „Zonder overdrijven durf ik te stellen dat ik een van` de eerste Neil
Young fans was. Van zijn eerste elpee ben ik nog steeds kapot. Die is tot nu
toe nog niet overtroffen. Ook door „Harvest" niet. Ondanks de prachtige
nummers die er op staan. Hij schrijft de mooiste nummers als 'ie zich
dieptriest voelt'.
Geen solo-elpees
De rest van de groep
komt binnen. Er wordt besproken of men eerst gaat opnemen of de al opgenomen
nummers gaat mixen. Het laatste wordt besloten. Momenteel nemen veel leden van bekende
groepen solo elpees op. Waarom doen jullie dat niet? Cees: „lk schrijf b.v.
heel veel. Maar het meeste materiaal is niet zo geschikt voor het Cats
repertoire. Die nummers staan op deze band (hij trekt zijn koffer open en laat
de band zien). Dit zou dus gebruikt kunnen worden voor een solo album. Maar we
hebben indertijd gezamenlijk afgesproken, dat zolang de Cats bestaan er geen
solo elpees opgenomen worden. Toen we pas begonnen, zagen we allerlei groepen
om ons heen, waarvan de leden een solo elpee gingen maken. Veel van die groepen
bestaan nu niet meer!" Inmiddels zijn ook producer Klaas Leyen en zijn
knoppen-machinist gearriveerd. Zoals afgesproken, wordt er een nummer gemixt.
Het duurt lang voordat men tevreden is over het resultaat. Het wordt voor ons
tijd om te vertrekken. We nemen afscheid van de Cats. We worden uitgelaten -
door Jan Buis. „Zou „Let's Dance" een hit worden," vraagt-ie.
„Beslist," zeggen we. Jan Buis: „Een plaat is voor ons een hit als 'ie 1
of 2 wordt. Als de plaat lager komt is het geen hit!!"
Deep Purple - Ian Gillan heeft de arrogantie
van de "super-star”
Er heerst een wel
dadige rust op het terras voor het huis van Ian Gillan, zanger en componist van
de Engelse vijfmans formatie Deep Purple. Ver weg van de rumoerige Londense
popscene en onder het genot van een glas rode wijn, praatte onze Engelse
correspondent met hem in de tuin van zijn huis in Purley, dat ligt in de
heuvelachtige streek die Berkshire heet. Gillan is op het ogenblik bezig met
het oprichten van een muziekuitgeverij. Hij vindt dat er te veel goede
composities worden afgewezen door de erkende uitgeverijen en vindt dat daar het
nodige aan moet veranderen. Gillan: „Het zal geen dagelijkse taak worden. Het
ligt in mijn bedoeling om er iemand voor aan te trekken. Het is meer een hobby
van me". Ian Gillan werkt veel met jong talent. Tijdens een van zijn
ritjes op zijn paard, belandde hij in het plaatsje Salisbury, waar hij in contact
kwam met een groep die zich Jerusalem noemt. Ian: „Het zijn erg jonge mensen
met frisse, nieuwe ideeën. Echte teenagers nog. Het is leuk om met hen te
werken omdat ze helemaal niet vastgeroest zitten aan de oudere pop-generatie.
We zijn de studio ingegaan en hebben een behoorlijk aantal nummers opgenomen.
Binnenkort verschijnt er van hen een single en een elpee".
„Speed King" tot slot
Veel groepen hebben
er een hekel aan om hun single materiaal tijdens een concert te spelen.
Deep Purple niet. Wel is het zo dat de groep doorgaans wacht met het spelen van
hun singles tot het publiek hen terugroept. Als slot van een optreden wordt dan
„Speed King" gespeeld, een nummer van de elpee „Deep Purple In Rock".
Gillan daarover: „Speed King" is een nummer waar ieder van ons erg veel
voldoening aan beleeft. Iedere keer dat we het spelen, gaat er een bevrijdende
werking van uit". Verschilt het publiek dat naar jullie komt luisteren
veel van elkaar? Gillan: „Het Engelse publiek benadert je muziek vrij serieus.
Het lijkt wel of ze zitten te wachten op een valse noot. Ik speel het liefst in
Amerika en Canada. De mensen daar laten de muziek over zich heen komen zonder
zich er tegen te verzetten. In Europa ligt het weer anders. Je hebt daar
moeilijk contact met het publiek omdat het grootste deel geen Engels spreekt.
Het Duitse publiek staat er om bekend dat ze het onmogelijke van je eisen. De
mensen daar zijn ontzettend kritisch en fluiten je sneller uit dan ergens
anders. Er is bovendien nog een reden waarom we op het ogenblik minder graag in
Engeland spelen. De meeste zaalhouders laten de groepen opdraaien voor de
schade die het publiek aanricht".
Ik ben een kapitalist
We praten met Gillan
over de rol die hij destijds vervulde in de rock-opera „Jesus Christ
Superstar". Ian zegt daarover: „Het lag in de bedoeling dat ik de hoofdrol
zou gaan spelen. Toen ik hoorde dat er een toernee gepland was van twee jaar,
heb ik er vanaf gezien en alleen mijn medewerking gegeven aan de dubbel-elpee.
Deep Purple was voor mij belangrijker dan deze schnabbel". Alhoewel we er
nu niets van merken, sta je erom bekend nogal eens moeilijkheden te maken met
de schrijvende pers? Gillan: „De underground pers begint altijd over het geven
van freeconcerts. Men vindt het gek dat wij in een zo kort mogelijke tijd,
zoveel mogelijk geld willen verdienen. Ik zie daar helemaal niets verkeerds in.
Ik vertel die jongens dan dat ik meer dan acht jaar geleefd heb van een krappe
£ 4 in de week. In die periode heb ik honger geleden en had nauwelijks geld
voor kleren en andere noodzakelijke dingen. Het kwasi-revolutionaire geschrijf
irriteert me mateloos. Ikzelf beslis wat ik met mijn eigen verdiende geld doe.
Als ik het woord liefdadigheid hoor, krijg ik tegenwoordig een vieze smaak in
mijn mond. Hoe vaak gebeurt het niet dat het publiek meer moet betalen voor een
optreden van een groep omdat de organisatoren van plan zijn een bepaald bedrag
af te staan aan een liefdadige instelling. Doorgaans knijpen ze er na afloop
alsnog met de poen tussenuit. Als ik iets wil geven, schrijf ik een cheque uit
en daarbij blijft het".
Het einde van ons
gesprek nadert. Ian Gillan is en voelt zich een „super-star". Zo veel zijn
er niet meer. Hij is een van de laatste...
Don McLean, sympathiek handelaar in mooie muziek
Don
McLean heeft een lange, vermoeiende weg af moeten leggen voordat zijn naam
weerklank had gevonden bij het grote publiek.
De Amerikaanse
zanger/gitarist/pianist/ukelele en banjo speler werd in New Rochelle in de
staat New York geboren. Zijn wieg stond aan de bedding van de rivier de Hudson.
Op vijftienjarige leeftijd ging McLean zich serieus interesseren voor de
muziek. Hij kocht een gitaar en twee jaar later was hij volledig ingewerkt in
de Amerikaanse „folk-scene". Don McLean speelde voor iedereen die maar
wilde luisteren. Als tegenprestatie gooiden zijn toehoorders wat geld in de
oude hoed die altijd naast hem op de grond stond. McLean's grote ideaal was om
eens zijn songs op de plaat te mogen zetten. Negenendertig platenmaatschappijen
reisde hij af, negenendertig maal kreeg hij nul op het rekest. In die periode
boekte James Taylor in Amerika het ene succes na het andere. Het lazy geluid
van Taylor was de „in sound". Don McLean doet andere dingen met zijn stem
en zijn gitaar. Dingen die volgens de heren van de platenmaatschappijen wel
aardig waren, maar niet pasten in het schema van de „in-sound" van dat
moment.
Teleurgesteld
McLean
was hevig teleurgesteld over zo'n hoeveelheid onbegrip. Hij plantte zijn gitaar
in de hoek en ging met Pete Seeger plus nog een aantal anderen werken aan een
project dat The Hudson Clearwater Sloop werd genoemd. Men ijverde voor het
schoonhouden van de Hudson rivier en bestreed daarnaast voor zo ver mogelijk de
milieuverontreiniging. De jonge maatschappij MediaArts was geinteresseerd in
het project en wilde een film-special maken waarin werken en manier van leven
van voornamelijk Pete Seeger centraal zouden staan. Het filmteam was echter
dermate onder de indruk van de songs van McLean, dat zij besloten om hem de
muziek voor de film te laten schrijven. Bij MediaArts, dat later werd opgekocht
door platenmaatschappij United Artists, verscheen de filmmuziek op een eerste
elpee van Don
McLean.
De plaat werd „Tapestry" genoemd. Er werden er niet zo gek veel van
verkocht, maar de basis voor verdere werkzaamheden was gelegd.
Eind
1971 kwam in Amerika de single „American Pie" uit, praktisch gelijktijdig
met de release van een tweede elpee, die dezelfde titel draagt als bovenstaande
single. Het op de langspeler negen minuten durende „American Pie" werd
opgedragen aan de in 1959 gestorven Buddy Holly, voor wie McLean een meer dan
warme sympathie koestert. In „American Pie" heeft McLean het
over „the day the music died". Met Holly was voor Don McLean het hele muzikale gebeuren
heengegaan
Gilbert
O’Sullivan staat twee keer in de Top 50 deze week,
Op 14 met
Matrimony en
Op 17 met
Ooh-wakka-doo-wakka-day
Joe Cocker, fascinerend als
altijd
Zoals in een vorige M.E. al
uitvoerig heeft gestaan, is Joe Cocker terug op het podium. De meester
presenteert zich aanmerkelijk rustiger aan het publiek dan dat in het verleden
het geval was. De wilde gebaren van voorheen hebben plaats gemaakt voor een
constant nerveus plukken aan de rechter haarlok. Daar blijft het bij. Ook het
repertoire is enigszins gewijzigd. Joe Cocker brengt niet alleen de successen
van weleer, maar heeft een groot aantal nieuwe composities in zijn repertoire
opgenomen. Nummers als „Delta Lady" en „Hitchcock
Railway" zijn gebleven. Nieuw zijn o.a. „Love The One You're With",
„Midnight Rider Early One Morning" en „St. James Infirmary Blues".
NERGENS ONGEREGELDHEDEN
De
tournee die Cocker door de States maakte, was een groot succes. In Detroit
werden er binnen een mum van tijd 32.000 kaarten verkocht. Joe Cocker over zijn
Amerikaanse toer: „Dit is zonder meer de beste toernee die we ooit gemaakt
hebben. Jammer alleen dat het eerste optreden in de Madison Square Gardens de
mist in ging. We hadden dagen achter elkaar gerepeteerd en deden dat twee
minuten voor de aanvang van de show nog. Ik geloof dat 't daar in heeft gezeten
dat het optreden niet aan de verwachtingen heeft voldaan. Daarna zijn er
nergens moeilijkheden meer geweest. Nergens ontstonden relletjes. Ik ben blij
dat ik weer begonnen ben".
Joe
Cocker wordt door een zeer vakkundig stel muzikanten begeleid tijdens zijn
optredens. De groep bestaat uit o.a. Chris Stainton (orgel - hij verzamelde de
muzikanten en gaf de groep de naam Chris Stainton All Stars), Neil Hubbard
(gitaar), Glenn Ross Campbell (pedal steel), twee drummers nml. Jim Keltner
(Mad Dogs & Englishmen) en Conrad Isador, Rick Alfonse (trompet) en Fred
Scerbo (tenorsax). Tevens staan op het podium de zusjes Jackie en Lillian
Harris en Amelia Frazier. Drie aantrekkelijke donkere schoonheden die samen met
Joe voor het vocale werk zorgen. Tijdens de optredens in Alabama en New Orleans
maakte producer Denny Cordell bandopnamen voor een eventueel uit te brengen
livealbum. Cocker heeft de banden nog niet afgeluisterd, maar ziet het, wanneer
de kwaliteit van de opnamen goed is, wel zitten om weer met een live-plaat te
komen. Probleem is dat Joe Cocker zelf niet meer schrijft. Hij geeft toe zelden
of nooit meer een creatieve bui te hebben. Anderen hebben dat wel. Joe geeft
aan hun nummers zijn eigen boeiende presentatie. Iets dat zijn
'niet-schrijverij' voor een groot deel goed maakt.
Op
zaterdag 1 juli treden Joe Cocker en de Chris Stainton All Stars op in de Oude
Rai te Amsterdam. Dan kun je kennismaken met de nog steeds fascinerende Joe
Cocker.
Hollies, NA TIEN JAAR OPNIEUW BEGONNEN...
In 1963
gebeurde er zoveel in de pop, dat het ontstaan van een bepaalde groep als die
niet toevallig Beatles of Stones heette, je gemakkelijk ontging. Het was
bijvoorbeeld het jaar, dat de Hollies hun eerste plaat maakten. In 1972 maken
de Hollies nog steeds platen en het opmerkelijkste daarbij is, dat de stijl
nauwelijks
veranderd
is. Eigenlijk vreemd als je bedenkt, dat de enige Hollie, die momenteel uit
eigen ervaring over het eerste jaar kan praten Tony Hicks, de solo gitarist,
is. De huidige Hollies zijn niet eens meer een puur Engelse groep. De nieuwe
zanger heet namelijk Mikael Rickfors en komt uit Zweden. Hij vervangt Allan
Clarke.
Allan Clarke solo
Grote
namen en grote hits zijn verbonden met de geschiedenis van de Hollies. Nog
steeds, want Tony Hicks legt ons uit, dat Graham Nash een goede vriend van de
groep is gebleven, die altijd even komt bijpraten als hij in Engeland is. Tony
: 'Graham had destijds erg veel vrienden in Amerika, de muziek daar trok hem
ook meer aan en daarom is hij erheen gegaan. Maar wij zijn goede vrienden'. Een
andere bekende Hollie is Allan Clarke, een schoolvriend van Graham, maar ook
geen deel meer uitmakend van de groep. Nog wel in de groep zijn Bobby Elliott
op drums (sedert 1963), Bernie Calvert op bas (sedert 1966), Terry Sylvester
(gitaar), die Graham Nash in 1968 verving en
sedert 1972 dus de Zweed Mikael Rickfors. Het verhaal van deze zanger van de
Zweedse groep Bamboo, is eigenlijk een typisch staaltje showbussiness. De
Hollies maakten namelijk vorig jaar een geweldig succesvolle toernee door
Zweden en hoorden daar ook Mikael aan het werk. De jongens vonden, dat hij erg
goeie dingen deed. Toen Allan Clarke dat zelfde jaar zijn biezen pakte om een
solo carrière te gaan maken, dachten de Hollies ineens terug aan Mikael, belden
hem op, kregen hem zo gek om onmiddellijk in een vliegtuig naar Engeland te
stappen en eenmaal op Engelse bodem zich tot Hollie te laten omscholen.
Zeven gouden platen
Mikael
staat voor geen geringe opgave. De Hollies wisten tot nu toe zeven gouden
platen bij elkaar te zingen en hebben de opbrengst van 18 miljoen platen op hun
bankrekening staan. Denk aan nummers als 'I Can't Let Go-. 'Bus Stop', 'On A
Caroussel', 'Carrie Ann', Jennifer Eccles', 'Sorry Suzanne', 'Gasoline Alley
Bread', 'Hey Willie' en volgens Tony Hicks de beste plaat, die de Hollies ooit
maakten : 'He Ain't Heavy, He's My Brother'. Tony Hicks vertelde ons, dat dit
nummer de enige verandering van de voortdurende succesformule van de Hollies
inhield : meer nadruk op een goede tekst. De Hollies willen hun vakmanschap de
laatste tijd ook bevestigd zien in het betere soort song en 'He Ain't Heavy' is
daar een goed voorbeeld van. In één ding zijn de Hollies van de oude stempel
gebleven : een groep is een groep en wie solo wil, moet de groep verlaten. Dat
is dan ook gebeurd bij Allan Clarke, die in alle vriendschap weggegaan is,
omdat hij solo wilde. De Hollies zijn afhankelijk van wat songwriters voor hen
schrijven. Zelf schrijft de groep geen nummers. Dat is enerzijds een nadeel,
anderzijds heeft de groep een goeie neus voor de juiste song en zal men
makkelijker besluiten de beste song op te nemen, dit in tegenstelling tot
groepen, die eigen nummers als een prestige zaak zien. Goed, de uitdaging voor
de Hollies dit jaar is het verlies van niet alleen Graham Nash te compenseren,
maar ook dat van Allan Clarke. Een nieuwe LP en een nieuwe singel zijn klaar,
het publiek zal verder moeten oordelen over de tien jaar oude formatie, die al
zijn kaarten gezet heeft op de Zweedse zanger Mikael Rickfors.
Mouth & McNeal : Dag en nacht aan de arbeid
‘T kan
gek gaan in de wereld van de 'showbizz'. Een weinig opzienbarende uitspraak.
Echter voor de volle honderd procent van toepassing op Neerlands' populairste
zangduo van dit moment MOUTH & McNEAL. Een jaar geleden scharrelde Willem
Duyn nog rond in het onzekere en bestond er nog geen serieus contact tussen hem
en Sjoukje van Spijker. Dit werd tot stand gebracht door Phonogram's Hans van
Hemert, de man die het Amsterdamse tweetal in de juiste, commerciële vorm
kneedde. Het is niet eenvoudig, zeg maar gerust knap lastig, om het duo te
pakken te krijgen voor het stellen van een paar
vragen.
Veel werk in het buitenland zorgt er voor dat Mouth & McNeal maar weinig
thuis vertoeven. Hieronder een paar vragen die we stelden aan Han Meyer, de
manager van Mouth & McNeal
Hoe ben je manager geworden van
MOUTH & McNEAL?
Ik kende
willem nog uit de tijd van de Jay-Jays. Ook is 'ie nog eens een poosje als
drummer ingevallen bij de Whiskers. Op een gegeven moment hoorde ik dat Willem
en Sjoukje bij Phonogram een single gingen opnemen. 't Leek me wel aardig om de
promotie te gaan verzorgen. In ruil daarvoor wilde ik manager worden en dat is
ook gebeurd.
Ook in Amerika doet „How Do You
Do" het lang niet slecht. Hoe is de Amerikaanse plugging van de plaat?
Dat gaat
prima. Die promotie mensen daar hebben een dubbel maandsalaris in het vooruitzicht
gesteld gekregen als „How Do You Do" een hit wordt.
Hoeveel singles zijn er inmiddels
verkocht?
In
nederland hebben Mouth & McNeal een platina plaat gekregen voor „How do you
do". Dat betekent een verkoop van minimaal 250.000 exemplaren. Verder kun
je het op het moment nog moeilijk bekijken omdat de plaat nog steeds klimt op
veel buitenlandse hitparades. Maar ik schat zo ongeveer 1,5 tot 2 miljoen
exemplaren.
Zit het er in dat Willem en
Sjoukje binnenkort naar Amerika gaan?
Er wordt
druk aan gewerkt momenteel. Als ze gaan, worden ze vergezeld door hun
begeleidingsgroep de Whiskers.
Waar bestaat het repertoire
verder uit dan uit de bekende hits?
Op de
bühne maken zowel Willem als Sjouk diverse nummers solo. Willem doet wat werk
van de Vanilla Fudge en Sjoukje zingt o.a. materiaal van Dionne Warwick.
Bespelen Mouth & McNeal
tijdens optredens instrumenten?
Sjoukje
speelt piano maar nog niet op de buhne. Dat gaat binnenkort wel komen. Zoals je
weet is Willem vroeger drummer geweest. Als 'ie het helemaal naar zijn zin
heeft, wil hij nog wel eens achter een drumstel kruipen en een solo weggeven.
In wat
voor auto's rijdt het tweetal?
Willem
heeft een Mercedes 250 SE en Sjoukje een Fiat 124 Spider Coupé.
Uit
bovenstaande blijkt dat het goed tot zeer goed gaat met Mouth & McNeal. De
Nederlandse fiscus zal het geheel vermoedelijk wel met een vriendelijke
glimlach overzien..
Neil Diamond doet het niet alleen voor de centen
Op 24
januari 1945 werd Neil Diamond in het Newyorkse stadsdeel Brooklyn geboren. Op
de Lincoln High School kocht hij zijn eerste gitaar, leerde een aantal
accoorden en schreef zijn eerste compositie ("A Terrible Thing Called Hear
Them Bells"). Er was in die periode nog geen sprake van dat Neil Diamond
ooit met muziek maken zijn brood zou gaan verdienen. Na de High School ging hij
naar de New York University om daar medicijnen te gaan studeren. Hij bleef echter
actief muziek en teksten schrijven, welke hij af en toe ter beoordeling naar
muziekuitgevers stuurde. Halverwege zijn derde studiejaar kreeg Neil Diamond
een telefoontje van een uitgever die hem een niet onaantrekkelijke baan
aanbood. Hij verliet de universiteit en ging voor $ 50 per week songs zitten
schrijven. Zijn eerste hit werd "I'm A Believer", waarvan er in de
versie van The Monkees bijna 10 miljoen van verkocht werden. Ongeveer een jaar
geleden zette hij dit nummer zelf op de plaat. Naar later bleek geen
onverstandige zet, want Neil bezette ermee de bovenste plaatsen op practisch
alle wereldhitlijsten. Ook de tweede Monkees hit 'A Little Bit Me, A Little Bit
You" werd door hem geschreven. Daarnaast werkte hij voor o.a. Jay &
the Americans, Bobby Vinton en Andy Williams
Zelf platen maken
Begin
1967 besloot Neil Diamond om zijn eigen nummers zelf op de plaat te gaan
zetten. Al spoedig werd hij gekozen tot "The most promising male vocalist
for 1967" door het Amerikaanse muziekblad Cashbox. Hij schreef en zong
hits aan de lopende band. Nummers als „Solitary Man", „Cherry, Cherry,
„You Got To Me", „Girl, you'll Be A Woman Soon", „Brooklyn
Roads", „Holly Holy" en „Soolai Mon" waren allemaal goed voor
winstgevende noteringen. „Crackling' Rosie" zorgde voor de definitieve
doorbraak van Neil Diamond. Zijn laatste single „Song Sung Blue" werd in
ijltempo door Phonogram uitgebracht en prompt door Radio Veronica tot
alarmschijf gebombardeerd. Het schijnt bij Neil Diamond niet uitsluitend om de
keiharde dollars te gaan. Hij voelt zich nauw verbonden met datgene wat leeft
onder de Amerikaanse jonge mensen en zei er destijds het volgende over:
„Popmuzikanten zijn de fakkeldragers van de nieuwe Amerikaanse cultuur. Wij
hebben die fakkel overgenomen van de waardeloze generatie die ons de tweede
wereldoorlog, Korea, Vietnam, alcoholisme en luchtvervuiling gaf".
Procol Harum - "LIVE"
IN DE BELANGSTELLING
IK ZAL HET NIET SNEL VERGETEN.
Draaiend
aan de stationzoeker van mijn radio op zoek naar de melodie die m'n aandacht
trok en welke ik maar niet kon vergeten. Iets met een orgel. En ja, na een uur
of wat galmde die weer door m'n kamer. "A WHITER SHADE OF PALE" van
een groep die zich Procol Harum noemde. Jeetje, jeetje wat was dat goed en
mooi. In feite was Procol Harum een verzamelnaam, voor een aantal studiomusici
die rond pianist-zanger Gary Brooker en dichter Keith Reid verzameld waren. Zij
ontmoetten elkaar bij toeval en besloten "iets" te gaan doen.
Wereldhit
Met een
proefbandje van "A Whiter Shade Of Pale" op zak gingen zij naar Denny
Cordell, die er wel iets in zag. Enkele dagen daarna stond het nummer op de
plaat. Radio London draaide de plaat zo vaak dat er voor het publiek geen ontkomen
meer aan was. Na deze wereldhit wilde men Procol Harum zien. Gary en Keith
trokken organist Matthew Fisher aan. Daarna werden gitarist Ray Royer en
drummer Bobby Harrison er nog aan toegevoegd. De laatste twee werden echter
vrij snel vervangen door drummer B. J. Wilson, gitarist Robin Trower en bassist
David Knights. Met deze ploeg werd de eerste elpee opgenomen. Een elpee die
menigeen verbaasde. Het album kreeg zeer goede kritieken.
Homburg
Toch
werd deze lang speler buiten Amerika nauwelijks verkocht. Dit nog steeds zeer
aktuele album bevat o.a. ook het nummer "Conquistador". Met
"Homburg" kwam Procol Harum nog tot een tweede hit. Daarna werd het
stil rond deze altijd onderschatte groep. Ruim een jaar na de release van de eerste
elpee kwam de tweede "Shine On Brightly". Met deze plaat begon het
duidelijk te worden dat Procol Harum een aparte plaats was gaan innemen in het
popwereldje. Vooral de teksten van Keith Reid namen een centrale plaats in.
Keith zegt over zijn teksten: "De onderwerpen waarover ik schrijf zijn de
werkelijkheid. Het leven. Dat m'n teksten niet altijd even opgewekt zijn, is
waar. Maar ik meen te kunnen stellen dat eigenlijk niemand echt gelukkig is.
Het leven is geen gelukzalige ervaring. Noem me geen fatalist. Noem me een realist.
Dat komt ook duidelijk naar voren in mijn teksten".
Hoogtepunt
In hun
vaderland Engeland liep de belangstelling terug. De groep ging zich toeleggen
op Amerika. Men vond daar en in Canada tenminste nog enige erkenning. Waarschijnlijk
is de belangstelling in deze landen de reden geweest dat de groep niet uit
elkaar is gegaan. Met het derde album "A Salty Dog" bereikte de groep
haar muzikale hoogtepunt. De titelsong kan wellicht een van de mooiste nummers
uit de popgeschiedenis genoemd worden. De orkestrale arrangementen voor "A
Salty Dog" werden geschreven door de klassiek geschoolde organist Matthew
Fisher. Kort daarop kreeg Matthew onenigheid met Keith en Gary en vertrok. Er
werd gezocht naar een vervanger. Men vond Chris Copping, die behalve een prima
organist ook een uitstekende bassist was. Dit was de reden dat basgitarist Dave
Knights moest vertrekken. Met dit nieuwe viertal werd de elpee "Home"
opgenomen.
De dood
Voor
deze elpee ging Keith Reid uit van de "dood" als inspiratie bron.
Zijn tegenspeler Gary Brooker zegt over de manier van schrijven: "Over het
algemeen schrijf ik los van Keith de muziek en Keith maakt de tekst los van
mijn muziek. Keith zegt niet: Hier zijn m'n teksten maak er maar muziek bij. Hij
geeft mij zijn teksten. Vaak heb ik dan een melodie klaar liggen, die op de
tekst aansluit. Is dat niet het geval, dan wordt het passen en meten. Zo werd
voor "A Salty Dog" eerst de melodie gemaakt en later de tekst".
"Broken Barricades" was het laatste album waaraan gitarist Robin
Trower z'n medewerking verleende. Hij zag meer heil in een eigen groep. Als
vervangend gitarist werd Dave Bali aangetrokken. Tevens werd de taak van Chris
Copping verlicht door de komst van bassist Alan Cartwright. Chris ging zich concentreren
op het orgel. Zowel Dave als Alan kwamen uit de groep van exNice drummer Brian
Davison. Er kwam een einde aan de diverse wisselingen die er in de loop der
jaren bij Procol Harum hebben plaatsgevonden. Kortgeleden kwam de eerste 'live'
elpee van de groep uit. De nummers, veelal oudere, werden in het Canadese
Edmonton opgenomen. Gary Brooker schreef de arrangementen voor het Edmonton
Symphony Orchestra en het uit 24 man bestaande koor, dat voor de omlijsting
zorgde. Van deze elpee werd het nummer "Conquistador" gehaald en als
single uitgebracht. En wat is het resultaat? Na jaren lang in een verdomhoekje
gezeten te hebben, staat de groep met maar liefst twee nummers in de top 10.
Ook het 'gouwe ouwe' "A Whiter Shade Of Pale" is weer een hit van
superformaat. Zou Procol Harum het nu eindelijk na ruim 5 jaar voor een breed
publiek gaan maken? 't Is te hopen.
Roberta Flack Stijgt van 46 naar 22 met
“The First time ever I saw your face”
Ron
Westerbeek (Sandy Coast) : Ik ben een alleseter, maar ik ruik er eerst aan
Het heeft erom gespannen
of Nederland had een unieke formatie verloren. Hans Vermeulen vond dat hij
muurvast zat in de Sandy Coast en dacht er serieus over om de groep te
verlaten. Zijn compositie ader was dichtgeslibd, met als gevolg dat er bij hem
te weinig animo bestond om op deze basis verder te ploeteren. En opeens was
daar „Summertrain", een ontzettend lekker, zomers melodietje vervaardigd
door organist Ron Westerbeek. De lust tot verder spelen was er net zo
plotseling als het idee om er maar mee te kappen. De Sandy Coast, één van
Neerlands' sympathiekste groepen, gaat verder alsof er niets aan de hand
geweest is. Op de trappen van een Haags scholencomplex vertelde Ron Westerbeek
over de nog net op tijd voorkomen „split" en andere wetenswaardigheden.
Ron: „'t Was op een
gegeven moment de overtuiging van Hans om er mee te stoppen. Iets waar ik alle
respect voor had. Elke musicus heeft een bepaald streven, een doel... Wanneer
je denkt dat niet meer te kunnen halen, moet je van omgeving gaan veranderen,
wat dan er op neer komt dat je de groep gaat verlaten. Je leeft nu eenmaal als
groep in een constante spanning. Daar heb je behoefte aan, anders doe je '
niet. Maar die spanning kan weleens te groot worden".
Waren die spanningen binnen de Sandy Coast
dan groter dan bij andere groepen?
Ron: „Bij de meeste
groepen zijn er spanningen tussen de leden onderling. Mentale verschillen
waaruit ruzies ontstaan. Ruzie komt in de Sandy Coast niet voor, De spanningen
liggen zuiver op het muzikale vlak. En over muziek kun je onmogelijk ruzie
maken, mits je elkaar accepteert en weet te waarderen De Sandy Coast is een
groep die vrij bewust in het pop-leven staat. Ik geloof wel dat we in de
afgelopen jaren baanbrekend werk hebben verricht. Daar ben ik een beetje trots
op, We zijn dan wel geen nummer 1 in Amerika geweest, maar hebben in de loop
der jaren een herkenbaar gezicht gekregen en dat is ook heel wat waard. De
groep bestaat uit vier directeuren, eigenlijk vijf, want de manager hoort er
ook bij maar die houdt zich strikt aan het zakelijke. Een ieder heeft even veel
te zeggen binnen de groep".
De laatste twee singles van de Sandy Coast
komen van jouw hand. In het verleden schreef je niet zo regelmatig.
Ron: „ik schreef wel
nummers, maar liet het single-werk aan Hans over. Er was ook geen directe
noodzaak. Op een gegeven moment vond Hans de werken die hij schreef onvoldoende
voor de naam die we op te houden hebben en toen kwamen „Just Two Little
Creatures" en „Summertrain" naar voren".
Hoe komt een nummer bij jou tot stand?
Ron: „Erg spontaan,
meestal in gevoelsmomenten. Soms in de bus, soms achter de piano of met een
gitaar op mijn schoot. Ik kijk graag naar mensen en registreer. Thuis werk ik
't uit en denk daarbij dat meer mensen een dergelijke emotie hebben
ervaren."
Er is vrij veel verschil tussen „Just Two
Little Creatures" en „Summertrain".
Ron: „Ja ...
alhoewel... „Just Two Little Creatures" is misschien wel somber van opzet,
maar eindigt daarentegen vrij positief. De laatste zin is:
„Hopely The Pigeon Will Return In Time". „Summertrain" heb ik bewust zo vrij en blij mogelijk
gehouden. Ik constateer, dat is mijn functie in deze maatschappij, maar ben
zeker geen zwartkijker. Het is zo gemakkelijk om te zeggen dat we er allemaal
aan kapot gaan. Je moet de humor niet verliezen".
Wat vind je van het niveau van de Nederlandse
pop?
Ron: „Vind ik
bijzonder goed met als uitschieter Focus. Die organist doet erg sympathiek aan.
Ik heb hem nog niet veel ontmoet, zo af en toe eens op een afstandje. Via de
muziek bereik je elkaar toch wel."
Verdere muzikale interesses?
Ron: „Kurt
Bacharach, Don McLean vooral om zijn teksten. Ik heb concerten van Chopin.
Eigenlijk ben ik een alleseter, maar ik ruik er eerst aan...".
Slade
aan het woord
Wij zijn geen groep
die er op uit is om iedere avond perfect te spelen. Belangrijk is dat de mensen
zich goed gaan voelen en na afloop zeggen dat het te gek geweest is ..."
Slade
De vier in
Wolverhampton geboren rockers hebben na hun „Get Down And Get With It"
(inmiddels al ruim tien maanden geleden) een flinke stap naar boven gemaakt op
de ladder van het succes. Vraag je je af of de groep sterk is beïnvloed en dan
voornamelijk in negatieve zin; dan luidt het antwoord definitief nee. Misschien
gedragen zij zich wat vrijer dan vroeger, misschien kleden zij zich wat
opzichtiger dan dat in het verleden het geval was. Onbelangrijke schakels in de
keten van successen van de afgelopen tijd. De groep heeft veel respect voor hun
manager Chas Chandler. De man die nog niet zo lang geleden hetzelfde werk deed
voor Jimi Hendrix. Chas is in de rol van producer weer de grote man achter hun
nieuwste single „Take Me Bak'Ome". Dave Hill: „Chas en John Steel (in het
verleden drummer bij de Animals en nu Chandler's rechterhand - red.) hebben altijd
bijzonder hard gewerkt om voor ons een definitieve doorbraak te forceren.
Waarschijnlijk waren we er zonder Chas nooit gekomen. Hij heeft altijd in ons
geloofd. Ook toen er twee jaar lang helemaal niets gebeurde".
Chas gaf ons zelfvertrouwen.
Jimmy Lea: „Toen we
destijds Chas ontmoetten schreef geen van ons muziek. Hij gat ons zelf
vertrouwen, waardoor we aan het werk gingen en op die manier ontstonden onze
nummers. We waren eigenlijk een beetje ingeslapen, zagen 't allemaal niet meer
zo zitten". Volgens Hill is de nieuwste single de beste die Stade tot
dusver maakte en volkomen representatief voor datgene wat Stade op de buhen
laat horen. Hill: „Look Wot You Done" konden we op het toneel nooit zo
spelen zoals het op de plaat was gezet. Je hebt in een studio nu eenmaal
faciliteiten die je tijdens optredens mist. Het nummer klonk dan ook helemaal
niet in de zaal. Ons streven is er op gericht om uitsluitend nummers op te
nemen, die „live" helemaal waar te maken zijn. „Get Down And Get With It"
is daar een sprekend voorbeeld van".
Sfeer bij opnamen erg belangrijk
Al Enige tijd
geleden verscheen in Nederland de tweede Slade elpee (titel: „Slade Alive"
- zie ME mei, Longplaylook). De eerste langspeler („Play it Loud") was een
volledige studio opname. Dit in tegenstelling tot Slade's tweede die weliswaar
in een studio werd opgenomen, maar waar een groot aantal enthousiaste fans voor
waren uitgenodigd om het zo geliefde „live" effect te verkrijgen. „Stade
Alive" geeft de groep meer de kans om te laten horen hoe en wanneer ze in
hun element zijn. Het ligt overigens zeker niet in de bedoeling om in het
vervolg uitsluitend „live" albums op de markt te brengen. Lea: „We willen
op geen enkele manier ergens aan vastraken. Je moet blijven zoeken naar nieuwe
wegen, doe je dat niet, dan is het gauw met je afgelopen. Ik geloot dat we op
deze manier nog een flinke tijd door kunnen gaan. Onze muziek slaat aan bij een
generatie waarvan wij deel uit maken".
Grotere zalen : Een logische ontwikkeling
Bij het management
van Slade komen regelmatig aanvragen binnen voor optredens in grote zaten,
hallen of theaters. Hill: „Het is een geleidelijke en daardoor gezonde
ontwikkeling. We hadden een tijdje geleden ook wel ergens in een grote zaal
kunnen gaan staan, maar wanneer er dan een handjevol mensen komt opdraven,
schaadt dat je populariteit en is het bovendien een slechte publiciteit voor je
naam". Sommigen beweren dat Stade maar wat aan staat te rommelen op een
podium. Dave Hill hierover: „Er wordt erg hard gewerkt aan het repertoire en
zeer regelmatig gerepeteerd. Wanneer je de studio ingaat om een nummer op te
nemen, moet het van te voren „goed zitten". Vergeet niet dat de mensen die
de groep nog nooit hebben gezien, hun mening bepalen naar aanleiding van het
plaatje dat ze net gekocht hebben. Ik ben er van overtuigd dat het niet slecht
is wat wij op de bi hne doen. Maar ja. .. . als de stijl je niet ligt ...
De Who zakt van
38 naar 44 met Join Together
Was jij zo’n
blitse Puch rijder en had je een Puch met 2 of 3 versnellingen?
En dit waren toen de kosten van je boodschappen
bij de Kortimarkt (in guldens)
En wie de Top 50 wilde opnemen kon bij de GUCO een
cassette recorder kopen voor minder dan Fl 100
Als je die RNI DJ’s eens live wou zien, dan kon je
ze thuis bestellen
En als je popgroepen liever live zag, dan waren er
mogelijkheden te over
En als je ze liever op de buis zag, dan kon dat
ook
Bij de Muziek Parade van Juni 1972 zat een
flexi-plaatje met een terugblik op 1 jaar RNI.
Een kleine
greep uit het Lokale Nieuws uit De
Bunschoter van Juli 1972
Eerste Spakenburgse dag:
Sfeervol en gezellig
Daar
was hij dan eindelijk: do langverwachte en -voorbereide eerste Spakenburgse dag
die dankzij de stralende zomerzon van die twaalfde juli al een succes was voor
het eigenlijk allemaal goed was begonnen. Fijn voor de organisatoren, fijn ook
voor al die mensen die in de afgelopen maanden naald en draad hanteerden om
kleine en grote familieleden weer eens heerlijk in klederdracht te steken.
Volop zon, volop gezelligheid en allerwege pretentieloos gekeuvel van ouwe
vrienden, familie en bekenden die elkaar soms al jaren niet ontmoet hadden en
hier temidden van de vele honderden plotseling weer tegenover elkaar stonden.
Kraplappen, ongermussen en stukkies waren weer in vele variaties te bewonderen
en het unieke lekker Spakenburgse dialect werd alom met nog een beetje meer
smeuigheid gespuid dan onder normale omstandigheden.
Klederdracht
Heerlijk,
zo'n totale herleving van wat In de afgelopen decennia zo aanzienlijk veel
sneller verdween dan men 25 jaar geleden nog had kunnen vermoeden, want wie
ziet op de lagere scholen nu nog meisjes in klederdracht, terwijl dit toen nog
behoorlijk boven de vijftig procent lag? Och, men kan het de ouders en de
kinderen niet kwalijk nemen dat men de gemakkelijker jurkjes, rokken, broeken
en wat dies meer zij prefereert boven kolder, sjulk of boormouwen, maar een
beetje jammer is het toch wel dat al die dingen die deze dorpen zo'n specifiek
eigen gezicht gaven niet een sneltreinvaart bezig zijn te verdwijnen. En juist
daarom is het zo'n goed idee om door deze Spakenburgse dagen de sfeer van weleer
blijvend vast te leggen. Misschien dat de sympathie met deze idee in de komende
jaren nog veel meer mensen zal inspireren om zich een „klederdracht"-pak
te vervaardigen of doen vervaardigen. Het gedegen „ongergoed" van vroeger
mag men dan gerust vergeten - het was immers al lang verdwenen! - zodat men ook
op warme dagen compleet Spakenburgs kan verschijnen.
Braderie-accent
Ten
opzichte van die totaal onverwachte spontaniteitsexplosie van vorig jaar was
het ditmaal, overigens geheel volgens de verwachting, wat commerciëler. Er
waren weliswaar meer kramen en er was ook veel meer vertier, maar het geheel
onder de tentzeilen van de marktkraampjes was wat braderie-achtig en duidelijk
was het accent meer op de verkoop gericht. Dat kan ook moeilijk anders en wellicht
zit hier ook de basis in voor traditionele continuëring van deze Spakenburgse
dagen.
Voor
de kramen moet namelijk toch nog altijd een aardig huurprijsje worden betaald
en het is duidelijk dat men dit en het verlies van een aantal werkdagen door
verkoop stimulering moet trachten te compenseren.
Er
waren wat minder uitbeeldingen van beroepen, al had het „antiek" veel
terrein gewonnen. De totale deelneming was ook fors groter dan vorig jaar en
voor de organisatie is dit een welkome duw in de goede richting.
gramma
op de plaatselijke bevolking is gericht, ook meer leden, Een particulier
lidmaatschap kost u slechts f 5,- per jaar waar de gemeente Bunschoten dan nog
eens 50% bij doet. Gezien het geboden programma, Is het overbodig te zeggen,
dat de VVV uw steun verdiend, temeer daar zij in toenemende mate de eigen
inwoners inlichtingen verschaft over te maken reizen.
Optocht
Aanzienlijk
uitgebreider en beter van opzet was de stoet van oude klederdrachten die ditmaal
zelfs bijna twee eeuwen overbrugde. Het aangeven door middel van bordjes was
een gelukkig idee en een compliment aan deelneemsters en deelnemers voor de
enorme inspanningen die met' zich heeft moeten getroosten om deze scala van
„ouwe drachten" den volke te tonen is dan ook zeker op zijn plaats. Er
moet deskundige hulp voor nodig zijn geweest om bijvoorbeeld uit te beelden hoe
men in 1790 in de gemeente Bunschoten ter paardenmarkt ging of hoe in 1870 een
boerengezin precies gekleed was. Eigenlijk is het nog niet eens zo lang geleden
dat de hoge hoed niet alleen bij officiële gelegenheden als rouwen en trouwen
gebruikt werd, maar ook in het ambacht. Nog geen eeuw geleden werkte de
timmerman de gehele dag met de hoge hoed op het hoofd en vond voor de „snotlap",
onze hedendaagse zakdoek een goede bergplaats in de hoed zelf, om van tijd tot
tijd het ongetwijfeld bezwete voorhoofd eens af te wissen.
Folklore
Diverse
tafereeltjes werden uitgebeeld, waarvan het gezin met de kingdermangdewaogen
zeer origineel aandeed. Bijzonder leuk waren ook de visverkoopsters anno 1900,
de kerkgangers, de aanzegster bij geboorten en de garnalenpelsters. Kakstoel en
melkersjuk ontbraken niet en zelfs de oude fietsen waren van gekleurde draden
jasbeschermers voorzien. Vooral aan deze „optocht" moet men blijven
werken. Uitbreiding moet zeer wel mogelijk zijn, bijvoorbeeld door de opneming
van rouw- en trouwklederdrachten naar perioden en rouwtijden. Beroepen,
kinderspelen en festiviteiten kunnen eveneens mogelijk een aanleiding vormen om
het geheel uit te breiden. Overigens kan het mijns inziens helemaal geen kwaad
om de tegenstelling tot de moderne tijd hier en daar eens uit te beelden,
bijvoorbeeld het met de lange rokken in de hoogte pootje baden en het
bikini-zwemmen van nu. Wat muziek er tussendoor kan de zaak eveneens
aantrekkelijker maken. Uiteindelijk tracht de VVV deze Spakenburgse dagen ook
een voor de touristen aantrekkelijk cachet te geven en zal men naast de
commercieel getinte aanpassingen ook in dit opzicht naar attracties moeten
zoeken.
Amusement
Het
draaiorgel heeft zich er hopelijk voor altijd ingedraaid. Bijzonder leuk dit
gezellige wijsjes producerende pierement op het sfeervolle Spuiplein. De kermis
had ditmaal heel wat meer allure dan in voorgaande jaren en uit de grotere
belangstelling van de kermisexploitanten blijkt wel dat dit Lunapark in een
grote behoefte voorziet.
Een
succesnummer was ook het van de helling laten glijden van een van de laatst
overgebleven botters.
Al met
al een bijzonder geslaagde eerste Spakenburgse dag in 1972 en de verwachting
dat het experiment om deze dagen tot een jaarlijkse traditie te maken zal
slagen is hiermee weer aanzienlijk sterker geworden. Gaarne wensen we VVV,
medewerksters, medewerkers en bevolking
verder alle succes tijdens de dagen die nog volgen. Inmiddels hebt u hiervan
ook reeds de tweede mogen meemaken
J. C.
Koelewijn
Bunschoten-Spakenburg van de zuidzijde bezien.
Op de
voorgrond Bunschoten met
duidelijk
herkenbaar Petrakerk, Herv. Kerk en Geref. Kerk.
Daarachter
binnengracht met in het verlengde Oude Schans en
Westdijk. In
het midden de grote uitbreiding Bikkersvaart.
Rechtsboven
het recreatieve Spakenburgse deel:
sportvelden,
camping
Koops,
bungalowpark en jachthaven
Gebr.
Nieuwboer.
Het Eemmeer en
een deel van de westelijke polder accentueren de wijdheid van deze prachtige
luchtfoto.
Klederdracht- en
Visserijtentoonstelling blijft interessant
Velen
denken nog aan het eerste begin van de „poppententoonstelling en weten niet wat
er in de loop der jaren is veranderd en bijgekomen", vertelt mevrouw van
de Groep-Koelewijn samen met initiatiefneemster mevrouw Koelewijn-Blokhuis, die
helemaal niet tevreden is met de benaming „poppententoonstelling".
Na een
bezoek te hebben gebracht aan de expositieruimte achter de Noorderkerk is deze
uitspraak wel te begrijpen.
Immers,
wat zo heel onschuldig begonnen is als tentoonstelling van wat poppen in
klederdracht tijdens de verkoopavond voor de zending is uitgegroeid tot een
volwaardige expositie van bijna twee eeuwen klederdracht, visserij en
schilderijen van de plaatselijke schilder K. Zwaan.
Meer dan 70 poppen geven een
prachtig beeld van de klederdracht sinds 1780. Dan pas zie je hoe rijk aan
variaties de Spakenburgse klederdracht is. Voor diverse gelegenheden had men
speciale kleding. Aan de kleding kon men ook zien tot welke leeftijdsgroep de
drager of draagster ervan behoorde.
In de
klederdracht van de kinderen komt de leeftijd heel sterk tot uitdrukking. In
het 1ste levensjaar gingen jongens en meisjes gelijk gekleed. Op 1-jarige
leeftijd kreeg de jongens een klapmuts op, maar de jurk bleef nog aan. Tussen
zes en tien jaar droegen de meisjes een lijfjesschort en daarna werd de
bandenschort gedragen. Bij deze „sjullek" hoorde ook de zwarte muts met
pluim, welke op veertienjarige leeftijd werd vervangen door een witte muts.
Dat
dit kleine overzicht geschreven moest worden in de verleden tijd bewijst de
waarde van deze expositie al. De waarde van het geexposeerde is niet in geld
uit te drukken, omdat alles wat te zien is ook echt „ouwerwés" is. Alle
kledingstukken zijn gemaakt uit gedragen jurken, broeken en kraplappen.
Daardoor gaan enkele poppen ook in „versjeute" dracht gekleed, hetgeen de
waarde daarvan alleen maar verhoogd.
Het
was, vooral op die snikhete dag van de rondwandeling, benauwend om te zien hoe
de babies vroeger „in de pak" gingen. Zelfs aan deze baby-kleding was te
zien of er rouw in de familie was. Als mummies lagen ze erbij, maar koud zullen
ze het toen niet gehad hebben.
Ook
die jongen niet die +/- 1880 met klapmuts en hoedje op in het “net” gestoken
werd. Het groene jak, al dan niet met zwarte mouwen (als rouwkleding) was
vroeger, tesamen met het ongesteven „stukkie" de daagse dracht van de
jonge meisjes. De meer hedendaagse dracht, die als tegenstelling daarnaast
staat, vertoont een duidelijke modernisering.
Zoals
op iedere mode-show nemen op deze ,,vroegere mode"-show de bruidjes een
speciale plaats in. De bruidegom met zilveren gespen aan schoenen en broek
wijkt dan even af van het over het algemeen sober degelijke patroon.
Leuk
is het om te zien hoe de boer vroeger in zijn „interlokkie" aan het werk
was. In zijn gestreepte onderbroek, hemd en „gezondheid" verrichtte hij
het handwerk, wat nu allemaal door machines is overgenomen.
Na de
eenvoudige vissers en „heringriegers" doet de deftige boer, die raadslid
van het dijkbestuur was, wel wat hooghartig aan. Maar er moet toch onderscheid
zijn? Tussen alle rouw-, trouw- en gelegenheidskleding in treffen we een hoek
aan van gebruiksvoorwerpen van het zendingsveld. Daarvoor is dit alles opgezet.
De visserijwerktuigen van de papoea's verschillen wel erg veel van de oude
Zuiderzee methoden.
In het
midden van de zaal zien we hoe de vissers vroeger ter haringvangst trokken. De botschakels
en het jolteren ontbreken niet. Met een aantal modellen van visserschepen wordt
dit alles in beeld gebracht. Leuk is het te lezen welke spreuken vroeger wel op
de deurtjes van het „veronger" stonden.
Zo was bij de BU 87 te lezen:
„Wie wat weet te vertellen
Van mij of de mijne,
Die gaat naar huis
En bekijkt de zijne.
Vindt hij daar dan geen
gebreken
Dan kan hij vrij over een ander
spreken."
Terug naar de LosGoud
Startpagina